The Lau en The Scene: gretig tot het eind

sceneCode, het nieuwste (vijftiende) album van The Scene, laat een ongekend gretige band horen. De band rond voorman Thé Lau verwacht volgend jaar het 35-jarig jubileum te vieren en twijfelt er geen moment aan of er ook een zestiende plaat zal verschijnen: die komt er. “We zijn een oude band. Het belangrijkste is dat we niet inkakken”.

Hoe bezield Code ook klinkt, de aanleiding was niet een vlaag van inspiratie waar The Scene een plaat van moest maken. De band stond on hold terwijl Lau werkte aan een boek, zijn zesde. De eerste 50 pagina’s lagen er al. De gedachte om een zomer niet met de band te spelen en de festivals te missen, bleek niet erg aantrekkelijk, vertelt hij onder het genot van een glas witte wijn. “Ik ben dol op festivalshows. Lekker in de open lucht, de sfeer die er hangt; dat is leuker om te spelen dan in de clubs of de theaters. Natuurlijk, je moet ook meer je best doen: het is niet je eigen publiek waar je voor speelt. De mensen die niet specifiek voor jou komen, moet je zien te overtuigen en laten zien dat we een goede band zijn. Dat vuur zit in me, dat is er nog steeds en heb ik altijd prettig gevonden. Live spelen geeft mij nog steeds een kick.”

thelauZonder een plaat echter geen festivalshows. En zie daar, de aanleiding voor Code. Een ‘moetje’? Je hoort het er in ieder geval niet aan af. Maar het gevaar lag vooraf zeker op de loer, erkent Lau. “Bij de eerste bijeenkomst heb ik dat ook gezegd. De platen die niet met een bepaalde gedrevenheid zijn gemaakt, zijn bijna nooit de platen waar ik met plezier naar luister. Bij de repetities merk je dat snel genoeg. Dat hoor je terug. Dan moet de knuppel in het hoenderhok.”

Daarbij vindt hij ook dat Liefde Op Doorreis, het vorige album, energieker had gemoeten. Stuurde hij toen de basisopnamen naar de rest van de band zodat die hun partijen konden toevoegen, Code moest ouderwets live in de oefenruimte worden opgenomen. Een situatie waar de helft van de bandleden al jaren niet meer in verkeerden. “Dat betekende veel valse starts” grinnikt Lau bij de herinnering aan de eerste opnamen. “Het was ‘band aanzetten, aftikken en beginnen’. We zijn een oude band, en het belangrijkste is dat we niet inkakken, er moet een bepaald vuur in zitten. Ik ben de zanger van een rockband. Als je live speelt krijg je dat vuur, dan is er interactie. De meeste nummers zijn in twee takes opgenomen. Dat is fijn aan een ervaren band; je weet dat je het nog wel tien keer kunt opnemen, beter wordt het toch niet. Opnamen die wel perfect zijn, maken vaak niet de beste platen.”

Live of niet, wie goed luistert hoort verschillende samples langskomen, zoals in het titelnummer. Thé blijkt een fervent YouTube-kijker en mag graag samples (‘plaksels’ noemt hij ze) maken van fragmenten uit filmpjes die hij op de videosite vindt. Een schatkamer, zo maak je op uit zijn woorden. “Ik zit in de kleine uurtjes vaak met de koptelefoon op te kijken, van video naar video. Uit plezier, maar ook om te zoeken naar inspiratiebronnen. Je klikt iets aan en vanzelf beland je bij iets totaal anders. De samples op Code vormen percussieve elementen in de liedjes. Ik heb geknipt uit filmpjes van de Niagara watervallen, of junglegeluiden. Het is rustgevend werk, dat knutselen.”

Opvallend is het duet met Lange Frans in Stip. De rapper benaderde Lau eind 2010 voor een gastbijdrage in het nummer Zing Voor Me, dat ook op zijn solo-debuut Levenslied staat en een grote hit werd. Met Stip retourneerde hij de gunst. De twee zijn nu bevriend en Thé spreekt erg lovend over zijn boomlange collega: “Ik heb zelden zo snel ‘ja’ gezegd als toen Frans mij een demo stuurde van Zing Voor Me en vroeg of ik wilde meewerken. Ik vond het erg prikkelend dat hij mij benaderde. Het is een heel andere wereld waar hij in werkt. Toen ik een paar keer bij Frans meedeed in zijn theatershow zag ik hoe al die culturen van de mensen in zijn band door elkaar lopen. Dat vind ik mooi. Het ging veel soepeler dan wat men ons in Den Haag wil doen geloven. Ik luister niet veel naar rap, maar The Marshall Mathers LP vind ik wel goed, ik ben groot fan van Eminem. Niet eens vanwege de teksten, vanwege de muziek; die repeterende patronen en sounds vind ik supergoed. Ik belandde eens in een discussie over rap met mensen die het geen muziek meer vonden. Ik zag het als het eindpunt van zingen. Met je stem kun je niet meer power genereren dan wat zij doen met rappen.”


De samenwerkingen met de 28 jaar jongere rapper waren ook op een andere manier inspirerend. Lau grinnikt. “Frans is een sociaal bewogen mens. En toch wil hij ook heel rijk worden. Noem het een nieuw type socialist (lacht). Dat is fascinerend om te zien. Ik zie er ook wel toekomst in, het soort mens dat kijkt naar het beste van elk type wereld. Frans kijkt ook heel anders naar muziek. Muzikanten als hij zien muziek als een tool om iets te kunnen doen waarmee je wél geld kunt verdienen. De tijd dat je anderhalve ton aan royalties binnen kreeg en een huis kon kopen van een hit, is voorbij en dat weten ze. Die omslag heb ik nog meegemaakt. Ik kan mij een vergadering met de platenmaatschappij herinneren van halverwege de jaren negentig, waarin onze manager begon over onze rechten op internet. Nou, dat was een modegril die wel snel zou overwaaien, aldus het label.”

Toch blijft The Scene platen maken. De zestiende plaat komt er ook, zo weet hij nu al, al vindt Lau het jammer dat de budgetten voor opnamen steeds kleiner worden en de geluidskwaliteit onder druk staat. Code werd in vier dagen opgenomen, in de oefenruimte. “Snel? De eerste platen van de Beatles werden in een middagje opgenomen. Dat kun je zien als een probleem, of als een uitdaging. Ik heb mij slechts heel even zorgen gemaakt over de vraag waar ik mijn geld mee moest gaan verdienen. Het is niet de eerste keer dat er paniek is in de muziekwereld. Met de komst van de radio gebeurde dat ook. Mechanisch geproduceerde muziek bestaat nog geen 100 jaar, daar moet een keer een eind aan komen. Ik heb veel samengewerkt met jonge artiesten, die hadden die situatie al lang als voldongen feit geaccepteerd. Ze schoten in de lach als ze een gesigneerd cd’tje moesten signeren. Dat is een betere manier om er mee om te gaan dan mopperen.”

—————-
Als interviewer heb je vaak een rare positie ten opzichte van de geïnterviewde. Jij hebt je verdiept in iemands leven en zijn werk en nagedacht hoe iemand in elkaar steekt, nog voordat je hem of haar ooit hebt ontmoet. Zodra je tegenover elkaar zit, merk je snel hoe je verwachtingen stroken met de werkelijkheid. In een kort tijdsbestek van soms maar een half uur probeer je dichter bij iemands drijfveren, angsten, verlangens en gevoelens te komen, terwijl die ander niets van jou weet. Dat is soms heel intens.

Het klinkt stom, maar regelmatig voel je een bepaalde verbondenheid met de geïnterviewde na afloop van een diepgaand interview. Je hebt je zo in iemand verdiept, hebt geprobeerd hem of haar te doorgronden en te leren kennen en hebt het idee dat je daardoor iemand hebt leren kennen. Daarna voel je je een klein beetje verbonden. Je bent een blij voor hem/haar als hij of zij een hit scoort, een grote show speelt of een prijs wint, en vindt het lullig als het iemand tegen zit. Nog erger is het als iemand plotseling overlijdt. Ik maakte het mee bij Jay Reatard, Sjoerd Huisman en straks Thé Lau.

Inderdaad, straks. De zanger van The Scene is nog niet overleden. Wel heeft hij begin dit jaar te horen gekregen dat hij terminale kanker heeft en niet lang meer te leven heeft. Zelfs al heb ik Thé slechts één keer geïnterviewd en slechts anderhalf uur meegemaakt, het nieuws grijpt mij toch aan. Ik interviewde de bijzonder sympathieke zanger in de stationsrestauratie van het Amsterdamse Centraal Station over het voorlaatste album van The Scene, na een afspraak te hebben gemaakt met zijn manager (die tevens zijn vrouw is).

Behalve een interview waarin we dieper in gingen op muziek in het algemeen en het destijds aanstaande album van The Scene in het bijzonder was er ook ruimte om te praten over het leven in het algemeen. Daar hoorde een goed glas witte wijn bij, aldus Thé, die geen genoegen nam met mijn excuus dat ik geen lunch had gehad en de wijn heftig zou binnenkomen. Het werd een stuk gezelliger na het eerste wijntje, en nog meer na het tweede wijntje. Uiteindelijk zaten we dik twee uur te kletsen en bleek zelfs de stationsrestauratie gezellig te kunnen zijn. Nog nooit eerder had ik aangeschoten een interview gedaan. Het leverde het bovenstaande artikel op, dat in het Sena Performers Magazine verscheen.

Hoe enorm triest het nieuws over zijn aanstaande dood ook is, vind ik het prachtig om te zien hoeveel lof Thé en The Scene de afgelopen tijd ten deel valt en is gevallen.