Het jaar van Room Eleven’s Janne Schra

 

38005_-_576Een jaar na mijn eerste interview met Room Eleven is de band definitief doorgebroken. Tijd voor een vervolginterview, deze keer alleen met zangeres Janne. Het werd een memorabele ontmoeting, zo lees je in dit interview, dat in 2007 in Jazzism verscheen.

2007 was hét doorbraakjaar van Room Eleven. Vier jaar lang spelen in elke boerenschuur, jeughonk en café tussen Lutjebroek en Appingedam heeft geresulteerd in 30.000 verkochte exemplaren van debuutalbum Six White Russians And A Pink Pussycat, een triomftocht door uitverkochte zalen als Paradiso en Tivoli en landelijke bekendheid, tot aan gastoptredens bij Solomon Burke aan toe. Alsof dat nog niet genoeg is kreeg Janne thuis les van haar muzikale heldin Dayna Kurtz, die ook gelijk aanbood om te helpen bij het tweede album van het vijftal. We treffen frontvrouw Janne Schra daags na het glorieuze en beladen optreden in Paradiso, voor haar het mooiste moment van 2007. JAZZISM kijkt met de nog steeds geëmotioneerde zangeres Janne Schra terug op een bewogen jaar, en pinkt ook een traantje weg.

Janne Schra, de 25-jarige zangeres en onbetwiste blikvanger van Room Eleven, is een buitengewoon hartelijke, energieke en slimme jongedame die zo voor je buurmeisje zou door kunnen gaan. Bovenal is ze een gevoelsmens met een onweerstaanbaar charisma. Zelfs wanneer ze in een wollen trui en slobberbroek de verlaten kantine van Tivoli binnen komt strompelen weet ze al bij haar entree de ruimte te verlichten, net zoals ze dat ’s avonds op het podium, in opgemaakt en in jurkje, weet te doen. Zelfs de grootste klootzak ontdooit in haar nabijheid. Zeker als Janne haar emoties nog steeds niet helemaal onder controle heeft. Het is immers de dag na het uitverkochte optreden in Paradiso, een van de vier optredens in Nederlands’ grote clubs die gezien kunnen worden als een ereronde voor Room Eleven. Niet alleen was Nederlands bekendste concertzaal al twee maanden van tevoren uitverkocht, de zangeres kreeg na afloop uit handen van haar moeder ook nog eens een platinum album uitgereikt voor 30.000 verkochte exemplaren van Six White Russians And A Pink Pussycat, het debuutalbum van Room Eleven. De bekroning op jarenlang hard werken is tevens haar mooiste moment van 2007, hét doorbraakjaar van het vijftal. Daarom krijgt ze alle ruimte om terug te kijken op het jaar, te beginnen bij dat beladen optreden de avond ervoor.

KABOUTER

‘Ik had heel erg uitgekeken naar het optreden van gisteren. We hadden nog nooit in de grote zaal gestaan en het was al twee maanden van tevoren uitverkocht. Dat is zo iets raars. Als je op de dag zelf hoort dat het wel goed verkocht is, maar niet uitverkocht is geraakt dan is het heel anders. Als mensen twee maanden van tevoren echt verwachtingen hebben dan heb ik van mezelf ook verwachtingen. In mijn hoofd was ik er al maandenlang mee bezig om de show goed te krijgen. Klopt de opeenvolging van de nummers, moet er een gastsolist bij of niet, repeteren, stress ophogen en uitstellen…dat was best wel veel allemaal. Dat gaat dan tegen elkaar op, dat wordt een berg. Dat is spannend. De ontlading daarna was wel even echt heel serieus. Als je heel veel energie geeft aan het publiek komt het wel weer via iets terug. ‘Dat heb ik bij elk nummer in me opgezogen. Het moment dat we Sad Song speelden en dat iedereen meezong valt niet te beschrijven. Dat was het mooiste moment van 2007 voor mij.’

‘Het was zo heftig na afloop. Dat kwam ook doordat er een platinum plaat bij was. Het was nogal onbevattelijk. Bij goud had ik zoiets van ‘voor mij hoeft het niet verder’. Ik dacht er niet eens aan. Het was zoiets van “nou, wow, dat we dit hebben bereikt!” en denk je dat er nog hooguit drie mensen je cd kopen. Ik ben best wel een control freak maar dit was echt een verrassing. Doordat mijn moeder die plaat uitreikte kwam het allemaal heel dichtbij, dan loopt alles in elkaar over. De emotie met de spanning, verwachtingspatronen, het verlies van controle over de situatie. Alles wordt in een grote energiebal samengeklonterd. Ik schrok gewoon echt, kreeg een blinde vlek voor mijn ogen. Had iets van “wat gebeurt hier? Ga weg, dit kan niet!” Dit was niet wat ik had gedacht. En dan is dat zo heftig, dan schiet ik wel even vol.’

preview.schradionvaHet is eigenlijk heel verschrikkelijk om zo berekenend te zijn. Ik kan het moeilijk loslaten, omdat het niet helemaal mijn beslissing is. Dat mensen met ideeën komen die soms ook wel goed zijn. Ik vind het moeilijk om dat los te laten. Dat mensen voor mij kunnen denken, dat kan niet, dat kan in geen enkel opzicht. Ik moet me ook meer durven laten verrassen, misschien is dat het ook wel. Al heb ik het management verboden me dit ooit nog aan te doen. Al vond ik het heel mooi, want er waren ook veel vrienden uit Huizen [het dorp waar ze opgroeide] en mensen waar ik van houd. Dat vind ik heel belangrijk.’ Een traan welt op in haar ooghoek.

KABOUTER

‘Het was net alsof dit jaar 2004, 2005, 2006 en 2007 in één was. Er is zoveel gebeurd. Laatst vroeg iemand me wanneer we op North Sea Jazz speelden, waarop ik antwoordde dat het twee jaar geleden was. Maar dat was vorig jaar juli. Hè? Het is een opeenstapeling van gebeurtenissen, zeker in 2007. Eigenlijk vanaf het moment dat de plaat uitkwam. Ik zie 2007 als een verlening van 2006, een hele lange periode verpakt in één. Ik vraag mezelf wel eens af wat er allemaal gebeurd is. Gisteren had ik iets van: ik wil niet verder, want wat is er nou nog? Gisteren was het goed. Je kan heel groot worden, en je kan naar het buitenland toe. Ik denk dat het voor iedereen heel vanzelfsprekend is om iedere keer maar meer meer meer te doen. Maar wat moet je nou met een ArenA? Ik zou het niet weten, echt niet. Eigenlijk wil ik dat ook niet. Daar houdt het mee op. Ik heb in mijn achterhoofd een sprookje zitten. Dat gaat over een kabouter die met zijn vrouw in een schelp samenwoont en gelukkig is. Op een dag ontmoet hij een vis bij wie hij elke keer een wens mag doen. Elke dag wenst de kabouter een groter huis, tot hij op het eind een kasteel met paarden heeft. Dan gaat zijn vrouw bij hem weg en wil hij alles inleveren om haar weer bij zich terug te krijgen. Dat houd ik heel erg in gedachten. Ook omdat ik moet weten waar ik blij van word. En dat is het maken van dingen waar ik mezelf mee plezier. Zaken in het dagelijks leven die mij storen of pijn doen en waar ik iets creatiefs uit kan halen zodat ik er mezelf en misschien ook anderen mee verrijk. Die anderen zijn voor mij heel belangrijk, al hoeven dat niet heel veel anderen te zijn. Dat vind ik een mooie gedachte, al kan ik ze nooit allemaal spreken. Het lijkt me heel leuk om in Japan [waar hun plaat intussen meer dan 10.000 keer verkocht is] mensen te zien genieten van dingen die we hebben gemaakt. Dat is het enige dat ik kan bedenken. Dat hoeft niet iets heel groots te zijn, ik wil in een aantal landen net zoiets als gisteren doen. Als er in Canada op Montréal Jazz een grote groep mensen staat te genieten is dat best wel gek. Dan heb je het gevoel dat je weer stijgt in je eigen ontwikkeling.

554_1

SOLOMON BURKE

‘Ons boekingskantoor had het idee om een aantal Nederlandse zangeressen mee te laten zingen met Solomon Burke. Het was heel bizar om in Carré naast zo’n muzikaal zwaargewicht te staan. Mijn ik zat in mijn lichaam en keek naar buiten naar die man, het publiek en mezelf en ik steeg daar een beetje uit op. Ik bekeek alles en vond het zo grappig om mee te maken, ook het zingen was zó grappig. Het was heel absurd.’

[aarzelend] ‘Ik denk wel dat het een beetje zo is dat ik een Bekende Nederlander aan het worden ben. Ik weet niet of ik op straat herkend wordt. In de muziekscène word ik wel altijd herkend, maar op straat niet. Ik zie er ook altijd een beetje raar uit, heb sinds kort een bril met een heel groot montuur. Ik vind het altijd een hele opgave om zo opgedirkt op het podium te staan, met jurkjes uitzoeken enzo. Het is een beetje de verkleedkist die vroeger op zolder stond, alleen hoeft het voor mij niet meerdere dagen per week verkleedfeest te zijn.’

Ik denk heel vaak na over hoe mensen mij zien, en hoe ik mezelf zou zien als ik mezelf niet kende. En of ik wel wil dat mensen mij zo zien. Ik ben er wel heel erg mee bezig maar weten hoe anderen mij zien doe ik eigenlijk niet. Van de mensen die ik ken weet ik dat ze het leuk vinden dat ik op het podium sta zoals ik ook in het dagelijks leven ben, een beetje rommelig en niet in afgepaste termen denkend van zo moet een show zijn. Tussendoor probeer ik gewoon te doen alsof ik tegen een persoon praat, waar ik me goed bij voel of niet. Als ik me er goed bij voel dan ben ik heel erg mezelf. Ik wil niet iemand zijn die heel erg in de picture wil staan. Het enig wat ik wil is dat de dingen die ik maak overkomen en dat mensen een leuke avond hebben. Ik sta daar niet om mensen verdrietig te maken.’

WE

‘In het begin van 2007 heb ik even in een dal gezeten omdat het allemaal wel heel snel ging en ik niet wist wat ik wilde. Er werden teveel dingen mijn kant op geduwd zonder dat we dat zelf hadden bedacht. Zoals die commercial die we met [modemerk] WE hebben gedaan [Room Eleven was te zien in de commercial, waar ze als band een cover van Meredith Brooks Bitch speelden], dat was een keuze waar ik heel lang over heb zitten twijfelen. Ik vroeg me af wat dat met je doet. Ik ben er nu wel overheen. We hebben er nieuwe mensen mee bereikt die de rest van onze muziek ook ontdekten en dat zie ik ook als een goede reden, alleen kon ik dat voor mezelf op dat moment nog niet helemaal verantwoorden. Dat wil niet zeggen dat ik door die vraag niet in een dal terecht ben gekomen. Als je nee zegt gebeurt er niets, en als je ja zegt gebeurt er van alles, alleen weet je nog niet wat. Dat is heel eng, je stort jezelf in een avontuur waar je niets vanaf weet. Sommige dingen die je doet doe je terwijl je er niet heel erg over hebt nagedacht. Of juist wel, maar dan gewoon keuzes maakt. Uiteindelijk moet je het voor jezelf kunnen verantwoorden. Laatst werden we gevraagd of we iets voor McDonalds zouden willen doen. Dit was iets wat ik niet voor mezelf zou kunnen verantwoorden, dus zei ik ‘nee’. Dat gaan we echt niet doen, klaar. Dat voelt niet goed. En als het zo in het begin voelt, voelt het zo ook op het eind. Die methode ga ik nu meer gebruiken.’

PUBLIEKSLIEVELING

‘Ik word altijd herkend. ‘Werk jij niet bij dat winkeltje op de hoek?’ Of ‘werk jij bij de Super de Boer?’ hebben mensen wel eens gevraagd. Ik lijk misschien op een hoop mensen ofzo Misschien dat ik ook wel herkend wordt [als zangeres van Room Eleven], maar zeggen mensen het niet. Terwijl ik het wél leuk zou vinden als ze het zouden zeggen. Misschien is het anders als mensen je elke tien minuten van de dag herkennen en aanspreken, maar dat gebeurt niet bij mij. Maar dat vind ik dan wel leuker dan wanneer ik herkend wordt maar mensen niets zeggen. Het zit ook in mijn onzekerheid, vinden ze het wel echt leuk, of hebben ze liever dat ik afga? Hoge bomen vangen tenslotte veel wind.’

foto: IAMKAT

foto: IAMKAT

‘Ik heb natuurlijk het liefst dat onze muziek terecht komt bij de mensen die het leuk vinden. Van hen zou ik het heel cool vinden om te horen wat ze er van vonden. Ik vind het altijd heel leuk als ik na afloop het publiek in loop en iemand tegen me zegt dat ze het heel erg tof vonden. Dan zeg ik ook van ‘bedankt dat je dat even zegt, ik ben blij om dat te horen’. Want daar doe ik het voor. Van vrienden en familie heb ik liever dat ze gewoon lekker normaal doen.

Ik ben best onzeker over mezelf ja. Ook wel over Room Eleven, dat er mensen zijn die het teveel in een hoek hebben gestopt. Die de band commercieel noemen. Die zijn er ja. Die onzekerheid zit er al heel lang in [stilte]. Toen ik een keer met mijn oma in het circus zat was er een meisje uit het publiek op een paard kunstjes aan ‘t doen terwijl ze aan een koord zat. Ik dacht ‘dat wil ik ook!’ Toen werd er gevraagd wie er ook wilde. Durfde ik mijn hand niet op te steken. Dus mocht een ander kindje. Ik heb me nog nooit zo’n sukkel gevoeld. Vanaf dat moment heb ik altijd onbewust gedacht: ik zet die stap zonder al te lang na te denken of ik het wel moet doen. Als ik het wil dan doe ik het en dan doe ik het ook gelijk. Zo was er in 2005 een jamsessie bij North Sea Jazz. Toen ik dat te horen kreeg was het een kwestie van niet twijfelen nu en er heen! Eén en twee en toen ben ik gegaan en mocht ik er zingen.

Vanaf de puberteit ben ik onzeker geweest over wat ik kan. Al op de basisschool ontwikkelde zich een bewijsdrang. Daar kreeg ik te horen dat ik naar de mavo moest omdat er niet meer in zat. Toen ben ik zo hard gaan werken dat ik uiteindelijk vwo heb gehaald. Ik heb altijd gedacht ‘ik zal laten zien dat ik het wel kan’. Ik weet niet of ik daar echt gelukkig van word. In ieder geval voor eventjes. Die onzekerheid voedt dat wel. Ik haal mezelf naar beneden en toch probeer ik om het wel te kunnen. Dat is bijna elke dag wel aan de orde, of ik iets wel of niet kan.’