Harder dan de rest: Sjoerd Huisman wil altijd winnen

Harder gaan dan de rest. Dat was het doel toen marathonschaatser Sjoerd Huisman als 12-jarig jongetje op schaatsen ging. Vijftien jaar later is hij Nederlands Kampioen op natuurijs en droomt hij van de Elfstedentocht. “Zonnetje er bij, een lekker koud windje van rond het vriespunt. Dat is fantastisch, het echte schaatsgevoel.”

Wind die poedersneeuw over het ijs blaast, bevroren rijp op het riet en krakend natuurijs. Nog even, dan gaat het schaatsseizoen weer van start. Marathonschaatser Sjoerd Huisman (1986) is al maanden aan het trainen om straks weer de ijzers te kunnen onderbinden.

Opgegroeid in een schaatsgekke familie lag het voor de hand dat Sjoerd Huisman ook de ijzers zou onderbinden. Zijn vader Kees was actief bij de schaatsvereniging, zijn zus Mariska en broers Remko en Mark schaatsten bij een club. De gesprekken aan tafel van de familie Huisman gingen over niets anders dan schaatsen. Maar Sjoerd zat nog op voetbal.

Wanneer ging je uiteindelijk toch op schaatsen?
“Toen ik zag hoe mijn broer en zus regelmatig met een beker of een medaille thuis kwamen. Dat wilde ik ook, ik was hartstikke fanatiek. Alleen: met voetbal lukte het niet om prijzen te pakken. Daarom stopte ik met voetbal en ging op schaatsen. Dat kon ik toen al vrij goed, ik ging van jongs af aan mee naar de ijsbaan in Alkmaar en schaatste soms zelf ook.”

Ik leerde schaatsen op de sloot voor mijn huis, met een stoel en Friese doorlopers. Was dat bij jou ook zo?
“Ik op de ijsbaan, op woensdagmiddag. Dan gingen we met het hele gezin naar de trainingen van mijn zus en broers. Om mij te leren schaatsen had mijn vader oude sportschoenen gepakt en die op de houtjes van Friese doorlopers geboord. Zooltje er weer op, schroefjes afgedekt en gaan. Zo leerde ik schaatsen. Ik probeerde hard te gaan en groepjes bij te houden, of mensen in te halen, zoals mijn zus. Later probeerde ik achter het groepje van mijn vader aan te gaan, die schaatste met een groep mannen uit de buurt. Na één rondje was ik helemaal kapot. De dag erna probeerde ik ze dan twee rondjes bij te houden. Zo ging het steeds beter.”

De meeste mensen raken verliefd op schaatsen door het natuurijs, niet door het vooruitzicht van een prijs.
“Natuurijs geeft een extra dimensie. Het is iets heel speciaals, je weet nooit of het er is. De laatste jaren zijn we verwend met de vorst, daarvoor heeft er lang geen natuurijs gelegen dat dik genoeg was om op te schaatsen. In mijn jeugd heb ik bijna niet op natuurijs gestaan. Maar als het er dan lag…dan stond ik er iedere dag op.”

Je was tien toen de laatste Elfstedentocht werd gereden, in 1997. Dat moet een grote indruk op je gemaakt hebben.
“Ik zag het op tv. Met een vriend zaten we ’s morgens vroeg al voor de buis om de start te zien. De eerste vier uur van de koers hebben we gekeken, toen moest ik een zaalvoetbaltoernooi spelen. Na afloop snel douchen en in de kantine het vervolg van de tocht kijken. Ik schaatste toen nog niet bij een club.”

Ooit gedacht: ‘die wil ik ook rijden’?
“Ja. Als hij er dit jaar komt, ben ik er bij. Die afstand van 200 kilometer heb ik op de Weissensee in Oostenrijk inmiddels al vier keer gereden tijdens de Alternatieve Elfstedentocht. Een echte Elfstedentocht is anders, het is verschrikkelijk zwaar. Al denk ik wel dat het iets makkelijker gemaakt wordt door de sfeer en de gekte van het circus dat de Elfstedentocht is. Dan kom je in een roes.”

Je stopte op zeventienjarige leeftijd met de HAVO omdat je op de Weissensee in Oostrijk wilde schaatsen. Wat is er zo bijzonder aan dat meer?
“Je schaatst op natuurijs, tussen hoge bergen, op een prachtig meer met sneeuw. Zonnetje er bij, een lekker koud windje van rond het vriespunt. Dat is fantastisch, het echte schaatsgevoel. In die twee weken zitten alle huisjes en hotels rond dat meer vol met Nederlanders die allemaal komen om te schaatsen. Er zijn vijf wedstrijden van 200 kilometer die bijna allemaal vol zitten. Het geeft echt een vakantiegevoel.”

In Nederland schaats je ook op prachtige plekken, zoals de Loosdrechtse Plassen, het Veluwemeer en de Oostvaardersplassen. Geniet je er van om in zulke natuurgebieden te rijden?
“Ja, al krijg je er niet heel veel van mee. Daar ga je te hard voor. Je rijdt al snel een kilometer of 50. Dan moet je de andere rijders en de scheuren in het ijs in de gaten houden zodat je niet valt. Het uitzicht is wel mooi tijdens die wedstrijden, je kunt lang rechtdoor schaatsen. Verder heb je een heel nieuw perspectief; je ziet al die dorpen nu vanaf het water. Van natuurijs kan ik echt genieten. Zonnetje er bij, lekker in de frisse lucht. Het is heel anders dan op de ijsbaan. Dat is steeds hetzelfde rondje van 400 meter in een saaie hal. Buiten is het ijsgevoel ook anders. Harder. Het klinkt ook veel mooier. Je hoort het ijs soms onder je schaatsen bijna losbreken.”

Hoe train je in de zomer?
“Dan zit ik veel op de fiets. Als het regent pak ik de mountainbike en ga ik naar het bos. Dan word je smerig en nat, maar blijf je wel warm onder de bomen. Dat maakt de kans kleiner dat je ziek wordt. En ik rijd skeelerwedstrijden.”

In 2010 werd je zelfs Nederlands Kampioen skeeleren. Wat vind je leuker, schaatsen of skeeleren?
“Ik vind het allebei even leuk, heb geen voorkeur. Ik wil gewoon winnen. Het voordeel van skeeleren is dat je het overal kunt doen. Je stapt in korte broek en t-shirt naar buiten en begint. Het is zwaarder dan schaatsen, de beweging die je maakt is net iets anders. De afwisseling tussen schaatsen en skeeleren vind ik mooi. Na de zomer is die kou wel lekker.”

Zelfs op vakantie sport je nog. Dan ga je snowboarden. Zoek je weer de sneeuw, ijs en kou op.
“(lacht) Dat hoor ik vaker. Op wintersport ben je de hele dag bezig op je snowboard. Het voelt als ontspanning, lekker naar beneden gaan en af en toe een terrasje pakken. Maar niet te lang. Daar ben ik te fanatiek voor.”

(dit interview zat op 8 oktober bij de Spits, in een bijlage van Smart Media. De bijlage is hier te lezen)

Ik schrijf meestal over muzikanten en interview er dan ook veel. Toch was het tot op heden slechts één keer gebeurd dat ik een muzikant interviewde die op veel te jonge leeftijd overleed: Jay Reatard. Hij werd maar 27. Hoewel ik hem over de telefoon sprak, liet zijn dood mij niet onberoerd. Natuurlijk, in de muziekwereld zijn er legio voorbeelden van mensen die niet oud worden. Sex, drugs en rock & roll, dat idee. Gisteravond werd bekend dat er iemand die totaal niet aan dat idee voldeed, was overleden. Sjoerd Huisman, professioneel marathonschaatser en inline skater. 27 jaar is hij maar geworden. Het nieuws greep me aan, op een moment dat eigenlijk heel leuk had moeten zijn; midden in de Eindejaarsuitzending van Radio Mortale. Ook al heb ik hem hooguit 2 uurtjes meegemaakt, zijn dood laat mij niet onberoerd.

Begin september 2013 interviewde ik Sjoerd. Bij hem thuis, in Avenhorn, het dorp waar Louis van Gaal ooit woonde. Dat wist Sjoerd niet, vertelde hij aan de telefoon, toen ik een afspraak maakte om bij hem thuis langs te komen. Die ochtend zaten we aan tafel met koffie en een van zijn 2 katten bij hem op schoot. Ik wist niets van marathonschaatsen of inlineskaten, maar had mij juist daarom heel goed voorbereid. Het artikel dat ik zou schrijven naar aanleiding van het interview ging over het sporten in de natuur, de buitenlucht, en zijn wil om te winnen. Ik vond het mooi om zijn fanatisme te zien, zoals het een fulltime sportman betreft. Daarnaast praatten we over Ajax (hij speelde als jongetje al bij de selectie van Noord-Holland, voordat hij ging schaatsen), muziek en een eventuele Elfstedentocht. Die kan hij niet meer rijden; hij overleed zondag op veel te jonge leeftijd aan een hartstilstand, op 27-jarige leeftijd. Ik wens zijn vriendin, ouders, zus en broer en dierbaren heel veel sterkte toe met dit verlies.