Ásgeir: de geboorte van een fenomeen

asgeir-6-650x435

Bijna ging singer-songwriter John Grant kaal door het leven. De in IJsland wonende Amerikaan wilde zijn haren uittrekken van ongeloof na het horen van Dýrð í Dauðaþögn, het debuutalbum van de IJslandse singer-songwriter Ásgeir. In plaats daarvan bood hij aan de teksten van de 21-jarige IJslander te vertalen naar het Engels voor In The Silence, de Engelstalige versie van Ásgeirs debuut.

In Laugarbakki gaat een telefoon. Dat is vermeldenswaardig, want in dit 40 inwoners tellende zeedorp in noordwest IJsland gebeurt niet zoveel. De telefoon die over gaat in een van de 20 huizen die het dorp rijk is, is die van Einar Georg Einarsson. De 72-jarige docent IJslands staat op uit zijn stoel en loopt naar het toestel, niet wetend wie hem belt op deze koude januaridag. Laat staan dat de degene die de rust verstoort hem zal vertellen dat hij zojuist geschiedenis heeft geschreven.

De beller bevindt zich drie uur rijden verderop, in Reykjavik. Het is Ásgeir Trausti, een van de vijf kinderen (3 zoons, 2 dochters) van Einar en sinds kort singer-songwriter van beroep. Sinds de 21-jarige Ásgeir kortgeleden naar Reykjavik is verhuisd zien ze elkaar niet veel meer. Ásgeir is naar de hoofdstad getrokken met een reden: het opnemen van een album. De zwaar getatoeëerde (het exemplaar op zijn borstkas komt tot boven zijn t-shirt uit) Ásgeir is er in de studio van producer Guðmundur Kristinn Jónsson aan het werk aan wat zijn album Dýrð í dauðaþögn zal worden.

De basis voor dat fraaie album wordt echter niet gelegd in Reykjavik, maar in Laugarbakki. Het is het soort dorp waar het woord ‘gat’ voor is uitgevonden. Winkels zijn er niet in de vier straten die het dorp telt. De meeste inwoners zijn gepensioneerd en willen rust. Het enige wat het noordwestelijke dorp aantrekkelijk maakt, is de school net buiten het dorp voor de 15 kinderen uit de omliggende dorpen. Ásgeirs ouders werken er als docent; zijn vader doceert IJslands, zijn moeder is lerares van de kleinsten.

Op een dag komt een vriendje de klas binnen in een shirt van Nirvana. De ogen van Kurt Cobain kijken de zesjarige Asgeir aan, die de blonde grungeheld op slag ‘cool’ vindt. In de pauze hoort Asgeir Nevermind voor het eerst en is op slag verkocht. Vanaf die dag verzamelt het duo alles over de band. Een jaar later krijgt Ásgeir zelf een gitaar. Hij gaat op les bij Gudtmundur Holmer, een zestienjarige jongen uit een naburig dorp. Deze Gudtmundur, of “Gummi” zoals hij genoemd wordt, zal uitgroeien tot een sleutelfiguur in zijn leven. “Ik keek tegen hem op, hij was als een oudere broer voor mij. Ik heb veel van hem geleerd” vertelt de bedachtzame hoofdpersoon. De twee blijken ook een liefde voor atletiek te delen. Gummi wordt zijn trainer, en lange tijd lijkt Ásgeir een carrière tegemoet te gaan als speerwerper. Een blessure voorkomt dat we hem niet als Olympiër kennen, maar als singer-songwriter van hemeltergend mooie folkliedjes.

Op zijn zestiende neemt hij voor het eerst thuis een liedje op. Dat is het moment dat het serieuzer wordt met zijn muziek. Zijn broer Þorsteinn hoort hem spelen en is onder de indruk. Þorsteinn is zanger/gitarist in reggaeband Hjálmar, en tipt producer Guðmundur Kristinn Jónsson. Tegen zijn jongere broer zegt hij niets. Als die negentien is, rondt hij zijn opleiding tot klassiek gitarist af. Het bijbehorende afsluitende optreden in de muziekschool is het spannendste wat hij ooit gedaan heeft, vertelt Ásgeir lachend. Niet veel later laat hij zijn eerste zelfgeschreven liedjes horen aan Gummi. Sumargestur (Summer Guest) is het eerste liedje waarvan hij het idee heeft dat hij op het juiste pad zit. Het is een folkliedje met subtiele invloeden van elektronica en de lichte, hemelse stem van Ásgeir. Gummi spoort hem aan een producer in te schakelen en de liedjes op te nemen.

AsgeirIn een opwelling belt hij Guðmundur Kristinn Jónsson op, de producer waar zijn broer mee gewerkt heeft en de enige die hij van naam kent. Het enige wat hij van hem vraagt is of hij eens naar zijn demo’s wil luisteren, niet wetende dat zijn broer de producer al eens getipt heeft over zijn muziek. Ásgeir: “De volgende dag belde hij al terug. Of ik eens langs wilde komen in de studio om een liedje op te nemen.”

Het eerste nummer dat ze opnemen, is Sumargestur (Summer Guest). Het resultaat, een folkliedje ergens tussen Bon Iver en James Blake in, bevalt. Niet alleen bij Ásgeir en Guðmundur, maar ook bij degenen die ze het laten horen. Daarop nemen ze er nog een op. Ásgeir: “Ik had maar een paar liedjes. Toen we die hadden opgenomen en goede reacties kregen, schreef ik er nog een paar. Het idee dat ik een plaat aan het maken was kwam geen moment bij mij op. Voor ik het wist waren er genoeg liedjes voor een compleet album.”

Dat album wordt Dýrð í dauðaþögn, dat vorige maand in een door John Grant vertaalde Engelstalige versie verscheen als In The Silence. Opvallend detail is dat Ásgeir niet zelf zijn teksten schrijft. Dat doet vader Einar. Hij is schrijver van traditionele IJslandse poëzie en schreef verschillende dichtbundels. Ásgeir vindt het niet vreemd dat zijn vader de teksten schrijft die hij zingt: “Ik vind het vooral leuk dat mijn vader er bij betrokken is. Bovendien moeten de teksten goed zijn. Traditionele IJslandse gedichten zijn gebonden aan complexe regels. Ik schrijf de liedjes op piano of akoestische gitaar, neem dat op en geef ze aan hem. Hij schrijft daarop de teksten. Het gaat veel over de natuur, er gaat een typisch IJslands gevoel van uit.”

IJslands grootste label Sena wil het album uitbrengen en koppelt hem aan een manager, Maria. Op dinsdag 11 september 2012 verschijnt Dýrð í dauðaþögn. Ásgeir hoopt 300 exemplaren te verkopen. De eerste oplage is echter binnen een week uitverkocht. Een maand na de release verschijnt Leyndarmál (King and Cross) als single. De radio pikt het nummer op en vanaf dat moment begint de plaatverkoop toe te nemen. “Misschien verkopen we er wel 10.000 exemplaren van” stellen Maria en het label de verwachtingen bij. Ásgeir zelf gokt op de helft. Het succes verrast hem volkomen; hij maakt gewoon muziek en schijnbaar valt die in de smaak: “Meer is het niet” aldus de maker. “Ik ben het soort type dat niet teveel wil nadenken over waarom iets gebeurt. Zo ben ik altijd geweest, en dat werkt prima voor mij.”

Veel tijd om over de ontvangst na te denken krijgt hij ook niet; week in week uit zien ze hoe de verkoopaantallen toenemen en de plaat bovenaan de verkooplijsten prijkt. Het album wordt goud (5.000 verkochte exemplaren), en vervolgens platina (10.000 verkochte exemplaren). Die kerst vinden talloze IJslanders het album onder de boom. Begin 2013 heeft 1 op de 10 IJslanders zijn album in huis.

Een week later belt Maria hem op. Ásgeir is thuis, in Reykjavik. Hij neemt op, zij praat. Hij knikt, bedankt voor het nieuws, en zegt gedag. Even kijkt hij weg van zijn toestel. Hij denkt na. Een feestje geven? Daar is hij het type niet voor. Bovendien: het zijn slechts wat liedjes, die in de smaak vallen. Meer niet.

Dan pakt hij zijn telefoon weer. Het nummer dat hij wil bellen, staat in de favorietenlijst van zijn telefoon. In Laugarbakki gaat een telefoon. Zijn vader neemt op. Ásgeir haalt diep adem voor een zin die hij nooit had verwacht te zullen zeggen: “Hoi pap. Mijn album is het best verkochte IJslandse debuutalbum ooit”.

Ásgeir speelt op 14 april op het Motel Mozaique festival

 

Gisteren was Ásgeir Trausti te gast bij Giel op 3FM, waar hij Miley Cyrus’ Wrecking Ball coverde. Dat deed hij niet op 17 juli, toen ik hem met zijn band zag spelen in de Bitterzoet in Amsterdam. Wat daar op viel was dat zijn IJslandse nummers een stuk beter onthaald werden dan de naar het Engels vertaalde versies van zijn debuut, dat een paar maanden later als In The Silence zou verschijnen.

Een maandje voor de release was ik in de gelegenheid om een half uurtje met de pas 21-jarige IJslander te praten. Dat viel nog niet mee; achter dat haar, tatoeages en grote gestalte ging een ontzettend beleefd en bescheiden persoon schuil, maar niet iemand die makkelijk praat. Daarbij schreef hij de teksten van zijn liedjes niet zelf; dat deed zijn vader. Daarom besloot ik mij te concentreren op zijn achtergrond; waar kwam deze jongeman, die in zijn thuisland verpletterend debuteerde met een prachtig album, vandaan? Geïnspireerd door de ‘verhalende journalistiek’ waar mijn collega bij Bureau Wibaut Jop de Vrieze vaak mee bezig is wilde ik ook eens een poging wagen zo te schrijven. Dat leverde bovenstaande verhaal op, dat in de november editie van OOR Magazine verscheen.